Nieuwe zoekopdracht

Niet tevreden met de zoekresultaten hieronder? Probeer het dan nogmaals:

20057 zoekresultaten voor:

14764

Eenvoudig doch aaneengeschakeld verhaal van het geen er in de laatstverlopen jaren in en bij Utrecht is voorgevallen ter zake van de aldaar aan publieke werken gebruikte geoctroijeerde kunst-cement. Utrecht, Altheer, 1827.

U.W.T. Cazius, fabrikant van cement dat gemaakt werd uit beklonken molenklei uit het Y, onder de naam Fa Booys, Assenberg en wed. Cazius en Zonen, had in 1810 van Lodewijk Napoleon octrooi gekregen, een octrooi dat door koning Willem I werd verlengd. Dit kunst-cement concurreerde met het Duitsche of Dordtsche tras, en was volgens deskundigen in Utrecht (Blanken en Van der Kun) ondeugdelijk. Toen in 1824 in Utrecht aan het stadhuis nieuwbouw gepleegd moest worden en er ook een nieuwe kazerne moest worden gebouwd, bleek dat burgemeester J. van Doelen niet met het cement van Cazius wilde werken. Er werd een commissie gevormd die o.a. de sluizen te Vreeswijk, gebouwd met cement van Cazius, onderzocht en tot de conclusie kwam dat de problemen aldaar te wijten waren aan verkeerde toepassing van het kunstcement. Van Doelen trad af als burgemeester en schreef dit boekje om zich te verdedigen.

14765

De statuyten ende lants rechten vanden lande van West-Vrieslant, also sy by die Sassensche tijden inghestelt waren, ende dat daer nu nieuwelijck by gheordineert is met alle de steden en de grietenyen in West Vrieslant die gedeelt worden in dryen Oestergoe Westergoe ende de Seven Wolden (…). Na de copye, Leeuwarden, Ysbrant ter Steghe, [17e eeuw??].

Niet in STCN. Slechts 1 ex. in NCC online (Tresoar). Oorspronkelijk verschenen ca. 1575 bij Ter Steghe onder de titel Dit zijn die statute … Uit 1772 dateert een herdruk onder dezelfde titel, bij A. Ferwerda te Leeuwarden. Het exemplaar van de hier aangeboden editie is alleen in de bibliotheek van Tresoar aanwezig en wordt daar, met een vraagteken, eind 18e eeuw gedateerd. Het boekje ziet er echter ouder uit en lijkt eerder 17e eeuws. Het bevat de statuten uitgevaardigd 3-7-1504 en bevat ook een ordonnantie gedateerd 20-12-1541. Aan het slot een ongedateerde Instructie voor die doorwaerders.

14766

Verdeediging van Thomas Joha teegen de beschuldigingen van Sicco Douwe van Aylva, raakende het testament, codicil en nalaatenschap van deszelfs zuster Elisabeth Anna van Aylva. 2e druk, in welke de lasterlyke onwaarheden, zoo in een advertentie in de Leeuwarder Courant van 10-6-1797 als in de Nieuwjaars-Gift verspreid, worden onderzogt en wederlegt. Leeuwarden, v.d. Haak, 1798.

In 1791 maakte Elisabeth Anna van Aylva op Hania State te Holwerd haar testament. Omdat haar broer uitlandig was om politieke redenen en er voor verbeurdverklaring van zijn goederen gevreesd werd, regelde zij dat de predikant van Reysum, Thomas Joha in naam erfgenaam werd met de bedoeling dat hij de revenuen aan zijn vriend Van Aylva zou doorgeven. Op 5-2-1794 overleed zij en in 1795 kwam Van Aylva weer in het land. Deze eiste de erfenis op en weigerde de kosten die Joha gemaakt had te vergoeden. Ook het betalen van de schulden van zijn zuster weigerde hij. Genoemd worden: notaris P. Wierdsma, U.J. Huber, H. v.d. Haer, Sjeuke van Loon te Sneek etc.

14772

Het lintje. De feiten der Kuyper-zaak. Amsterdam, Brochurehandel der SDAP, 1910.

N.a.v. een opmerking van mr. P. Tideman uit Bloemendaal dat Abraham Kuyper F 11.000 ontvangen zou hebben toen hij minister-president was, van de Amsterdammers Rudolph Lehmann en diens broer E.A. Lehmann voor het toekennen van een ridderorde. Een rol speelden mej. Mathilde Westmeijer te Amsterdam en W. van Dieren Bijvoet, kleerbleker te Bloemendaal.

14773

[1] Apologie ofte verantwoording op de beschuldiginge by de heeren raden en meesters van de rekeningen van syne hoogheyt (…) ’s Gravenhage, J. Rammazijn, 1678. [Gebonden met:] [2] Kort berigt van de debvoiren die mr. Pieter Ardes heeft aengewent, nae het drucken van zyn apologie. ’s Gravenhage, Rammazijn, 1679. [En met:] [3] Nader ontdeckinge van eenige vuyligheden van die van den Rade (…) z. pl., z. j. [En met:] [4] Instructie van mr. Pieter Ardes voor de heer advocaet mr. Johan Stipel (…) z. pl., z. j. [En met:] [5] Korte wederlegginge vande calumnien by mr. Pieter Ardes (…) uytgebraakt jegens Diderick van Hoogendorp. Rotterdam, Leers, 1679. [En met:] [6] Korte wederlegginge ofte beantwoordinge van mr. Pieter Ardes (…) ’s Gravenhage, Rammazijn, [1679]. [En met:] [7] Tegenberight van mr. Pieter Ardes (…) ’s Gravenhage, Rammazijn, z. j.

Vrij complete set van de geschriften rond Ardes.

14777

V.P.A. Bloedigen Haegh of ’t Godsalig af-sterven van Jacob de Graef de jonge op den 29-6-1672 (…) en N.V.M. noyt-gehoorde wreede broedermoort van de heeren mrs. Cornelis en Jan de Wit (…) Treurspel. Hantwerpen, Kees Voorvechter, [1672].

Knuttel 10465 (noemt geen illustraties); Tiele 6357. Het toneelstuk bestaat uit 14 ‘vertooninghen’ en is qua tekst compleet. Aanwezig de prenten behorende tot de ‘vertooninghen’ 1,4,5,6,7,12,13,14. Het stuk is in tegenovergestelde geest geschreven als het toneelstuk ‘N.V.M. Tragoedie van den Bloedigen Haeg ofte broedermoort van Jan en Cornelis de Wit’. Hantwerpen, Claes Voorvechter, [1672], 64 pag. (Knuttel 10452).

14782

Prent: ‘Portrait of the Regicide Ankerström, as he was exposed in the streets of Stockholm during three days upon a scaffold’. Gravure door Pollard, gepubliceerd door Cadell & Davies, Londen, 1819.

De prent toont Ankarstrom (ook Ankarstroem) ten voeten uit in bontjas, met ketting aan een paal bevestigd, waarop een bord ‘Assasin of the King’, een pistool en een mes. Op 15-3-1792 schoot hij tijdens een gemaskerd bal op koning Gustaaf III van Zweden. De koning overleed en Ankarström werd op 29-4-1792 te Stockholm geëxecuteerd.

14787

Prent ‘Het vermaarde nachthuis van Toontje, te Amsteldam’. Handgekleurde gravure. Bordeelinterieur met ca. 30 personen. Het huis lag in de Nes, oostzijde, bij de Pieter Jacobsstraat. Ca. 1810.

Muller, Hist. 5791. De auteur van de ‘Ontsluyerde geheimen der stad Amsterdam’ noemde het Nachthuis van Toontje een ‘afzetterstent en protesteren hielp niet, want de keizer van Marokko heeft minder te bevelen dan de waardin achter de toonbank.’