Copien vande sententien, ofte vonnissen binnen Utrecht gewesen teghens verscheyden persoonen: die ghecomplotteert ende voorgenomen hadden omme den heere commandeur ende krijghsvolck (…) te vermeesteren ende de E. heeren staten ’s landts van Utrecht te overvallen, om te brenghen, ende meer andere grouwelijkheden te pleghen, ende haer selven ende andere van hunne factie met ghewelt inde regieringhe ende des lants officien te stellen. Utrecht, Jan Evertsen van Doorn, 1611.
Knuttel 1835a. Op 21 januari 1610 overrompelde de verzetspartij van strenge calvinisten en katholieken het stadhuis, zette de magistraat af en stelde een nieuwe aan. Frederik Hendrik trok daarop met vier vendels voetvolk naar Utrecht. De nieuwe magistraat zwichtte voor de dreiging en trad af. Deze sententien dd. 7 en 8 mei 1611 werden uitgesproken tegen: Jan Ruijsch Bastaert, schoenmaker; Andries Hendriksz, schoolmeester en koster van de St. Nicolaaskerk; Jan Gerritsz Clincket, laeymaker; Gerrit Obijn, geweze postmeester van de Staten Generaal; Dirk Canter; Heyndrick van Helsdinghen; Aert Willemsz van Laeckervelt, kleermaker; Coenraet Willemsz, koperslager; Jacob Hendricks Noest, mutsenmaker; Reynier Roelofsz, metselaar; Kors Korsz., droogscheerdersgezel, Thyman van Wee e.a., Aert van Schulenburch, Wolfert Jacobssen, timmerman, Ernst Gerritsz. van Meerwijck, Het resultaat was verbanning. In de sententien veel details over de coupe.