Van Walré had met dit treurspel deelgenomen aan een prijsvraag van het Koninklijk Instituut, maar tot een bekroning kwam het niet, omdat de uit vier man bestaande jury het niet eens kon worden. Twee stemden voor Van Walré’s stuk, twee voor ‘Montigni’ van Hendrik Harmen Klijn. Van Walré schreef aan Bilderdijk: “Welk een jongensachtige decisie is dat? Een even getal regters! En dan een geheele klasse des Instituuts niet in staat om dat evenwigt te breken!” De twee ex aequo geëindigde dichters spraken vervolgens af hun stukken uit te geven “in één gewaad, op één tijd, bij denzelfden man”. In de schouwburg was er wel sprake van een winnaar: ‘Montigni’ was met zijn 22 opvoeringen een successtuk; ‘Diederijk en Willem van Holland’ bracht het tot vijf vertoningen.